De roos is gebaseerd op 5 principes:

  1. Alle gedragsstijlen zijn OK zolang je het effect ervan in het oog houdt.
  1. Symmetrie principe:
  2. Samengedrag roept spontaan samengedrag op.
  3. Tegengedrag roept spontaan tegengedrag op.
  1. Complementariteit principe: leiden lokt volgen uit en omgekeerd.

Bovengedrag of dominant gedrag roept spontaan ondergedrag of volgzaam gedrag op en vice versa. Dit is zo aan de verbindende kant. Aan de tegenkant, zullen een aantal factoren zoals persoonlijkheid van de betrokken persoon, historiek, enz. bepalend zijn voor de reactie.

  1. Naarmate je een stijl extreem gebruikt, heeft die niet meer het juiste effect en werkt deze contraproductief. In elke gedragspositie kan je ‘in het rood’ gaan, d.w.z., het teveel stellen van dit gedrag. Wanneer dit gebeurt, loop je ook meer kans dat je een tegenreactie zal krijgen.

Vb. Als je een medewerker na jaren nog steeds goede raad probeert te geven, betuttel je hem/haar en loop je het risico dat hij/zij opstandig zal worden.

  1. Iedereen heeft elk gedrag uit de roos in zich en zet deze binnen specifieke situaties in. Ieder heeft ook voorkeurgedragingen.

Persoonsgebonden factoren die actie-reactiepatronen beïnvloeden

De persoon die jouw gedrag ziet en ervaart, is geen onbeschreven blad maar neemt jouw gedrag waar door een ‘filter’. We zien niet altijd wat we zien, maar bijvoorbeeld wel wat we geloven. Onze filter wordt gevormd op basis van vroegere ervaringen, overtuigingen, enz. De ontvanger speelt bijgevolg een belangrijke rol want zijn/haar perceptie van jouw gedrag bepaalt hoe hij/zij zal reageren. Als de ander het moeilijk heeft met autoriteit, zal boven gedrag snel als ‘tegen’ worden ervaren.

Acceptatie

Wens je een bovenhouding aan te nemen, dan dien je geaccepteerd te worden in deze positie, zo niet krijg je automatisch een tegenreactie.

Vb. Een nieuwe leidinggevende die meteen zaken wenst te veranderen of een collega die je een opdracht komt geven.

Allergie

Wanneer de ander zich in je allergie bevindt (zie Module ‘kernkwadranten’), gaan je interacties mogelijk meteen over naar ‘rood’ gedrag en bevind je je meteen aan de tegenkant.

Vb. jij werkt graag gestructureerd en planmatig en je collega komt op jou impulsief en chaotisch over. Kans is groot dat je de interactie al minder ‘samen’ ervaart.

Projecties

Hoe we in een interactie stappen, hangt soms ook af van welke verhalen we op voorhand te verwerken kregen over deze persoon of hoe we vooraf projecties maken rond een bepaalde interactie.

Vb. je hebt hulp nodig van een bepaald persoon en je hebt in de wandelgangen vernomen dat hij zeer verstoord kan reageren wanneer je zijn kantoor binnenstapt. Mogelijk zal je jezelf a priori al verontschuldigend en klein opstellen.

Vb. Het grapje van de man met autopech die op zoek is naar een krik bij een buurtbewoner. En helemaal overtuigd is dat de buurtbewoner hem zijn krik niet zal geven. Op het moment dat hij aanbelt, vraagt hij niet: Mag ik je krik lenen? Maar zegt boos: Houd je krik maar.

Vastgeroest

Sommige mensen zitten vast in een specifieke gedragspositie. Dit kan persoonsgebonden zijn of historisch zo gegroeid. Je kan niet verwachten dat je dit gedrag meteen kan veranderen.

Vb. Een medewerker die geleerd heeft dat er toch niet geluisterd wordt naar zijn voorstellen, zal het mogelijk opgeven hebben om nog actief betrokken te zijn en zich terugtrekken. Ook al nodig jij uit, vraag je voorstellen, het kan even duren vooraleer hij beseft dat er nu misschien toch geluisterd zal worden en hij zijn gedrag verandert. En vermoedelijk zijn er medewerkers die verkiezen om niet te ontroesten.